top of page

Maria fiets- en wandeltocht


De dag na de openluchtmis gaan we op stap, vele jaren de Kapelletjesfietstocht, vorig jaar een wandeling langs belangrijke plaatsen in Aardenburg die verwijzen naar Maria en de bedevaart naar de voormalige Mariakerk.


Dit jaar een fiets-/wandeltocht vanaf de locatie aan de Beekmanstraat, waar ooit de grote Mariakerk heeft gestaan naar de locatie van haar voormalige bijkerk in het verdwenen dorp Hannekenswerve. In de Weecke van Sincxen ging de processie buiten de stad naar de bijkerk van Sint Nicolaas, net ten noorden van het huidige Draaibrug. Onderleiding van de twee gidsen ging er een groep van een dertigtal fietsers op pad voor een mooie, leerzame en gezellige middag.




1273. Hoe vaak hebben we het er de afgelopen tijd niet over gehad. En vandaag gaan we letterlijk terug in de historie, de tijd van de bedevaarten. We gaan een van de onderdelen van de Mariaverering zelf maken: de processie van Rodanborgh naar Hannekenswerve, die telkens op de donderdag van de week na Pinksteren gehouden werd. Het zag er hier in 1273 ook heel anders uit natuurlijk. Rodanborgh was toen zo’n 100 jaar stad en het had vijf tot zesduizend inwoners! De verbinding met de zee, de Ee, was verdiept en verbreed. Italiaanse en Duitse kooplieden verbleven in de stad. En de handelswegen liepen tot in Rusland. De Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre was nog volop aan het prakkezeren hoe hij de stad nog sterker kon maken. En 25 jaar later had hij de oplossing gevonden: leg er een dubbele omwalling omheen. Het ging goed met de stad. En in die sfeer kwamen de wonderdaden van Maria aan het licht en deden duizenden pelgrims eeuwenlang een welkome duit in het zakje. De “lange weecke van Sinxen was daarbij een hoogtepunt.



We starten de fiets- en wandeltocht aan de Beekmanstraat, op de plaats waar de voormalige Mariakerk heeft gestaan, met de twee grote torens die het silhouet van de stad bepaalden. Via de Weststraat, de Kaaipoort en de Haven verlaten we de bebouwde kom van Aardenburg en fietsen richting de voormalige Aardenburgsche Steenfabriek.




De steenfabriek werd opgericht in 1908 door Johannes Trapman. Die was zo’n tien jaar lang directeur. De fabriek was de eerste industrievorm in Aardenburg. Vier generaties lang bleef het een familiebedrijf. Regelmatig werd de fabriek gemoderniseerd en uitgebreid om concurrerend te zijn. Maar helaas……in de negentiger jaren van vorige eeuw kwam de klad er in. Verzoeken aan de gemeente om financiële bijdragen werden afgewezen. Uit protest en ongenoegen werd toen een “misbaksel” gebakken dat op het Marktplein voor de vervallen marechausseekazerne werd gezet. Het zwerft nu ergens op het terrein waar de oude sporthal onderdak biedt aan Oekraïense vluchtelingen. Het ludieke protest hielp niet en zo staan we hier voor de verbouwde restanten met het typische huis als ongeschonden overblijfsel.


De plaats van de fabriek was goed gekozen: de klei van talrijke dijken in de omgeving was een rijke grondstof voor de steenbakkerij. Via een smalspoor werd de klei in kipkarretjes naar de fabriek gebracht. Van die klei werden de stenen gevormd die in lange overdekte rekken gedroogd werden en daarna in de oven gebakken. Veel huizen in Aardenburg zijn ermee gebouwd, temeer omdat de kwaliteit bijzonder was. Ook bij de restauratie van de Sint-Baafskerk na de tweede wereldoorlog zijn de stenen van de “Aardenburgsche Steenfabriek” gebruikt. En veel Aardenburgers vonden er een plek om het dagelijks brood te verdienen.



In de middeleeuwen vormde het riviertje de Ee de vaarroute van Aardenburg naar zee. Aardenburg was dus een stad met een haven. In 1244 werd dat gedeelte gekanaliseerd. Daarlangs ontstond een behoorlijk industriegebied. Door de eb- en vloed werking vormde zich een slingerende vaargeul die langzaam verzandde. Het gevolg: minder scheepvaart, minder handel en… meer verval van de stad. Het gebied tussen het huidige Draaibrug en de stad heette De Aardenburgse Haven. In het begin van de achttiende eeuw was er praktisch geen scheepvaart meer en besloot men de vaarroute af te dammen. Maar daar kwam men halverwege de eeuw toch weer van terug. Uiteindelijk werd de afsluiting definitief in 1811 en werd het gebied ingepolderd. Dat gebeurde onder generaal Vandamme, die in dienst was van keizer Napoleon. De Aardenburgse Haven zelf werd gedempt in 1813. De plaats waar eens de handelsschepen aanmeerden veranderde in een tuingebied, waar Aardenburgse inwoners hun groenten verbouwden. Kort na 1900 werd het een Kaaiplein, waar de “Belse” tram stopte, die van hier naar Brugge reed. Na de laatste wereldoorlog werd het parkeerterrein. De enige zaken die nog aan de vroegere tijd herinneren zijn de straatnamen en de vorm van de vroegere haven die aangegeven wordt door de “meerpalen” langs het plein.


Van het kruispunt met de Olieweg fietsen we verder naar Draaibrug.

Bij de inpolderingen van de Bewestereede- en Isabellapolder (1645-1650) werd over het kanaal (de vroegere Ee), dat de verbinding vormde van Aardenburg met het Zwin, een houten draaibrug gebouwd voor oversteek van het kanaal. Vandaar de plaatsnaam. Na 1813 werd het een vaste brug en ontstond er een kleine nederzetting. Met de komst van de stoomtram kwam er leven in het dorp: er werden rangeerterreinen aangelegd, een remise met werkplaatsen gebouwd, evenals woningen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het een knooppunt van buslijnen. Maar ook dat is geschiedenis en met de aanleg van nieuwe wegen ligt Draaibrug precies in het midden van de knooppunten van drie rotondes.


Via het fietspad kom je Draaibrug vanuit zuidelijke richting binnengereden. We stoppen bij de voormalige busremise. Vanaf daar gaan we te voet het natuurgebied van het Zeeuws Landschap in naar de bordeelschans.


Op 25 april 1604 landde een vloot van 800 schepen en 11.000 soldaten onder leiding van prins Maurits op het Land van Cadzand. Bedoeling was om Oostende te ontzetten dat nog altijd door de Spanjaarden bezet was. De overtocht van het Zwin mislukt en daarmee ook de tocht naar Oostende. Wel worden Oostburg en Aardenburg ingenomen, het Zwin wordt afgesloten, de westoever bezet om Sluis te veroveren.




Rond Sluis wordt een keten van schansen en forten aangelegd (circumvallatielinie) op de noordoever van een kreek. Het zijn kleine, vierkante forten met hoekbastions, omgeven door een gracht. Een daarvan was de Bordeelschans. Oorspronkelijk aangelegd door de Spanjaarden (1587). Ze was verbonden door een zigzagdijk met Krabbeschans en Buickfort in het geïnundeerde gebied tussen Sluis en Aardenburg. Na de inname van Sluis (10 augustus 1604) is de schans wellicht niet meer hersteld. Op een kaart van 1622 is te zien dat ze is afgebroken. In 2012 is ze deels gereconstrueerd.

De naam 'Bordeelschans' lijkt pikant, maar komt van het Middelnederlandse “bordel” dat hut of krot en huis van ontucht betekende. Bordel komt uit het Oud-Frans (12e eeuw) en is een verkleinwoord van borde dat boerenhuis of planken hut betekent. Borde komt weer van het Frankische woord borda: boord of plank.



Na een fruitsalade verlaten we de Bordeelschans en gaan te voet verder in noordelijke richting, We kruisen de drukke weg Oostburg-Sluis en gaan via de Hannekenswerveweg naar, hoe kan het ook anders, Hannekenswerve. Het verloren dorp waar de Sint Nicolaaskerk heeft gestaan, een bijkerk van de Mariakerk uit Aardenburg.


De vroegste vermelding in 1169 betreft de kapel van Hannekenswerve, die in dat jaar dus al bestaat. Deze kapel had zeer waarschijnlijk de vorm van een rechthoekig eenbeukig zaalkerkje en vormde de kern van de latere kerk met zijn uitbreidingen. Dit zaalkerkje is gefundeerd op uit Vlaanderen aangevoerde Paniseliaanse kiezelzandsteen. In het muurwerk is ook hergebruik gemaakt van tufsteen en Romeinse baksteen, vermoedelijk afkomstig van een Romeins gebouw (wachttoren?) uit de directe omgeving of uit de Romeinse versterkingen van Aardenburg. Nog in het laatste kwart van de twaalfde eeuw werd de zaalkerk als kern opgenomen in een Romaanse kruiskerk, als dochterkerk van de Mariakerk van Aardenburg. Ook deze kerk is opgetrokken uit de genoemde kiezelzandsteen.



Plattegrond

Sint Nicolaaskerk Hannekenswerve.









Aangetroffen muurwerk in zwart, aanvullingen met stippellijnen.

1. Kapel ca. 1150;

2. Romaanse kruiskerk

1175-1200;

3. Uitbreidingen baksteen

13de eeuw;

4. Grafkelders;

5. Klokvorm.

(Van Dierendonck 2005)



De Sint-Nicolaaskerk, de enig bekende Romaanse kerk in Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland, had een driebeukig schip, een transept met twee kruiskapellen en een rechthoekig gesloten koor. Centraal in het transept bevond zich waarschijnlijk een achthoekige vieringtoren, zoals blijkt uit een afbeelding op een 16de eeuwse kaart in Brugge. In het zuidelijk deel van het transept werd onder de eerste tegelvloer het restant van een klokvorm ontdekt, waar de kerkklok voor de nieuwe kerk was gegoten. In de 13de eeuw werd de kerk wederom uitgebreid met aan- en uitbouwen, nu uitgevoerd in baksteen. Eerst werden aan de noordzijde een Mariakapel aangebouwd, daarna werd het koor verlengd naar het oosten en de Sint-Nicolaaskapel aan de zuidzijde gebouwd. Aan de zuidkant van het transept werd nog later een kleine aanbouw toegevoegd.


In 1964 werd de ligging van de resten van de kerk, en daarmee het dorp, ontdekt bij de aanleg van een waterleiding en een kleine proefopgraving na de vondstmelding. De resten bleken zich te bevinden onder de dijk langs de Hannekenswerveweg. Nog in hetzelfde jaar is de kerk van het dorp voor het grootste gedeelte opgegraven door leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland onder toezicht van amateurarcheoloog Jan van Hinte. De opgraving stond onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, waarvan Van Hinte correspondent was.



In de kerk werden nog vele resten van begravingen gevonden in de vorm van grafstenen, bakstenen grafkelders en een kistbegraving. In totaal werden nog 9 grafstenen, merendeels met inscripties, aangetroffen; er zijn er echter ook verloren gegaan. Alle nog aanwezige grafzerken bleken niet meer op hun oorspronkelijke positie te liggen. De dateringen van die grafstenen variëren van 1311 tot 1563. Twee grafstenen zijn van ridders: een daarvan, Wouter van Heile, stierf in 1311; de andere van onbekende naam stierf 25 maart 1320. Zowel de begravingen als de grafstenen zijn van hoger geplaatsten in de toenmalige samenleving, waaronder ook een aantal priesters en religieuzen.




Onder de vloeren en grafstenen werden resten van 31 gemetselde bakstenen grafkelders blootgelegd. Daarvan waren er 19 aan de binnenzijde bepleisterd en voorzien van een beschildering, een niet onbekend fenomeen in zuidwest Nederland en aangrenzend Vlaanderen. Deze graven zijn voornamelijk in de 14de eeuw te dateren. De kelders waren versierd met o.a. calvaries (kruisigingsscenes), madonna’s met kind, engelen, afbeeldingen van Sint-Barbara en Sint-Catharina en verder een grote hoeveelheid kruisen in vele soorten.


Na de uitleg over de unieke plek bij de afgegraven dijk was er tijd voor een kort gebedsmoment. Zo waren we op de plaats waar vele eeuwen geleden liturgie werd gevierd, in de vrije natuur, in gebed met het verleden verbonden.



Klimmend over een hekwerk, de afscheiding in het natuurgebied tussen de wei met schapen en een wei met koeien, vervolgenden we de wandeltocht naar de Oosthavendijk. Daar waren de fietsen naar toegebracht en was er tijd voor koffie en/of thee met een 'kikkerbil'.



Na het uitrusten van de wandeltocht, was het weer tijd om op de fiets verder te gaan. Van de rust plaats aan de Oosthavendijk, via de Isabellapolder, Diomedeweg naar de boerderij van Buysse aan de Maagdenweg.



Het is september 1944. Het Canadese leger is opgetrokken tot het Schipdonk- en Leopoldkanaal. De Duitsers bezetten de noordkant. Bewoners moeten evacueren. Met wat huisraad en kleding in een kar, sommigen op de fiets, vertrekken ze richting Middelburg en verder, tussen beschietingen en aanvallen van vliegtuigen door, de grens over.


Uiteindelijk vinden velen van hen een opvang op de boerderij van de weduwe Buysse aan de Maagdenweg, waar de grootmoeder van de huidige eigenaar Etienne Buysse woonde. Tot hun geluk werd het erf een Rode-Kruispost. Het grote rode kruis op het dak van de schuur voorkwam in elk geval dat het doelwit van beschietingen werd.


Het leven voor eigenares en vluchtelingen is niettemin zwaar. Gewonde soldaten die opgevangen, geopereerd of afgevoerd worden, een groep vluchtelingen met kinderen en ouden van dagen. De zorg voor het dagelijkse voedsel dat in de keuken van de boerderij wordt klaargemaakt. Er breken besmettelijke ziekten uit (diarree) en de laatste vier weken zit men gevangen en angstig in de vuurlinie.

Toen Etienne en zijn vrouw Greet in 1994 een reünie hielden voor de vroegere vluchtelingen spraken deze vol lof en dankbaarheid over de gastvrijheid, de opvang en zorg van hun weldoeners. In totaal vonden zo’n 130 vluchtenden bij de weduwe Buysse een gastvrij onderkomen in die barre dagen van najaar 1944.


Na een ijsje iedereen weer op de fiets om via de Langeweg naar de Olieweg.

Daar was er nog een korte stop met uitleg over Locwirde en de Olieweg.



Vanaf het jaar 300 begon de zeespiegel te stijgen en werd het gebied benoorden Aardenburg ( Rodanum) praktisch onbewoonbaar. Vanaf de 7e eeuw trekt de zee zich weer terug en is er sprake van bewoning. Vlaamse geloofsverkondigers komen naar deze streken om het geloof uit te dragen. Adellijke families nemen gronden in bezit en schenken deze aan abdijen. In 941 wordt in het “Liber Traditionum” van de Gentse Sint-Pietersabdij gesproken over de schenking van een “curtile (boerderij) in loco Locwirde”. Loc wijst daarin naar de plant look die daar verbouwd werd en wirde geeft aan dat er sprake was van een wal of vluchtheuvel. Dit hof moet ongeveer hier gelegen hebben, aan de aftakking van de Jokweg (belangrijke weg tussen Aardenburg en Oostburg), die Loockaertsweg genoemd werd.



De rivier de Ee ontsprong ten zuiden van Maldegem en stroomde langs Rodenburg noordwaarts naar het Zwin. Het gedeelte tot de stad was eigenlijk van minder belang. Het heette dan ook de Oude Ee of Eevliet. Het noordelijk deel was de levensader van de stad Rodenburg. Schepen konden de stad bereiken met vis en producten en vandaaruit weer naar andere landen varen om handel te drijven. In 1244 werd de Boven-Ee gekanaliseerd en konden grotere schepen de stad bereiken. Over de rivier lagen ook bruggen. Een zo’n brug lag ten noorden van de stad en heette de Odelinsbrugge. Tussen stad en brug ontstond een industriegebied, een mini Kanaalzone, zogezegd. De naam van de brug vinden we terug in de Olieweg. Later in de zeventiende eeuw liet Maurits hier een schans aanleggen om de vaarweg te verdedigen en de stad te beschermen. Na verloop van tijd is die verdwenen en rond 2010 weer hersteld.


De laaste kilometers werden zo afgelegd, via de Peurssensstraat, het Achterpad, de Kalverstraat naar de heilige Maria Hemelvaartkerk aan de Weststraat.

Een fiets- en wandeltocht van de voormalige Mariakerk, in het verleden, via de kerk van Sint Nicolaas naar de heilige Maria Hemelvaartkerk, in het heden.



Dank aan de Werkgroep Aardenburg-Bedevaartstad voor de organisatie van de fiets- en wandeltocht en de vele lekkere versnaperingen onderweg.













Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page